Oude naam van door de landsheer geheven belasting.
In oorsprong was het de vergoeding voor de rechtspraak die de landsheer uitoefende. Naar mate zijn behoefte aan geld toenam, legde hij vaker incidentele beden en landschattingen op. De ingezetenen moesten hun toestemming geven voor de inwilliging van de bede en konden er een tegenverzoek aan verbinden, zoals de toekenning van bepaalde privileges. Aan het eind van de 16e eeuw kwam een belastingstelsel tot stand, waarmee de beden tot het verleden gingen behoren.
De cijns of tyns is een aan onroerend goed gerelateerde jaarlijkse betaling aan de grondheer. Meestal betreft het (landbouw-)percelen, maar soms ook andere onroerende zaken, zoals molens. Het recht om cijnzen te innen, het zogenaamde cijnsrecht, is een van de heerlijke rechten. Het is ontstaan in de vroege Middeleeuwen en werd opgeheven in de Franse tijd. De woorden cijns en tyns zijn afgeleid van het Latijnse census, schatting van het vermogen. De benaming in documenten kan nogal verschillen, afhankelijk van tijd en plaats schreef men cijns, chijns, cens, tyns, tijns, thijns, tins enzovoorts.
Het te betalen bedrag van deze cijnzen was onveranderlijk en werd voor eens en altijd vastgesteld. U kunt zich voorstellen dat dit bedrag in de loop der tijden weinig meer voorstelde. De heer was dan ook blij als iemand de cijns in natura betaalde, zoals met een aantal kippen of een paar zakken graan. Zijn rentmeester hield de cijnzen bij in een cijnsregister. Deze cijnzen gingen over van de ouders op de kinderen.
Hoofdgeld of capitatie (Frans: capitation) was een belasting die in meerdere landen werd geheven. In de Nederlanden was dit oudtijds de benaming voor de personele belasting, plaatselijk geheven. Zij waren een vast bedrag schuldig per gezinslid van zestien jaar en ouder en voor elk personeelslid. In de Angelsaksische wereld is dit type belasting bekend als 'poll tax'.
De huizenlijst was een document waarin alle huizen van een stad of dorp in de Meierij van 's-Hertogenbosch werden opgetekend teneinde te kunnen bepalen hoeveel belasting opgelegd kon worden.
In een resolutie van 20 september 1736 verordonneerden de Staten-Generaal de invoering van de huizenlijsten: "van nu af aan zal worden geformeerd van ieder plaats en dorp van de Meierij een lijst of quohier van alle de huijsen en wooningen in ieder district, met bijvoeging van de eigenaar van ieder en van den bewoonder; dat die huijsen en woningen zullen moeten geteld worden naar een sekere ordre, ieder in haar haartgang, hoeck of gehucht, het eerste van dien genummerd no 1, het tweede no 2 en soo vervolgens."
Elke vijf jaar moest een nieuwe huizenlijst worden opgemaakt, waarbij de huizen het eenmaal gegeven nummer moesten blijven behouden. In geval van nieuwe huizen moest een A, B of C aan het bestaande nummer worden toegevoegd. De huizenlijsten moesten op de secretarie van het dorpsbestuur worden bewaard en een duplicaat diende bij de Ontvanger der gemene middelen in 's-Hertogenbosch te worden ingeleverd. De laatste maal dat huizenlijsten werden opgesteld was in 1791.
Het kadaster is een van overheidswege bijgehouden openbaar register van registergoederen, waaronder onroerende zaken, en de daarop gevestigde rechten. Tevens wordt de term gebruikt om de dienst aan te duiden die met het beheer van een dergelijk register is belast. Het Kadaster is dan ook de informatiebron voor degenen die gegevens van bepaalde percelen willen weten.
Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel van gebouwde en ongebouwde eigendommen, door
het kadaster opgemaakt tbv. de grondbelasting.
Kadastrale gegevens bestaan uit geografische- en administratieve informatie. Koppeling van de administratieve informatie aan de geografische informatie is mogelijk door het zogenaamde kadastrale nummer. De geografische informatie is te vinden op de minuutplannen. Een minuutplan is van oudsher de naam voor een kadastrale kaart. De minuutplannen leveren gegevens op betreffende het formaat, de ligging en de eventuele bebouwing van een terrein. De administratieve gegevens staan in handgeschreven boeken. Deze boeken worden "oorspronkelijk aanwijzende tafels" genoemd.
Met behulp van het kadastrale nummer zijn in de bijbehorende tafel van een bepaald kadastraal terrein de volgende gegevens verkregen: de naam en het beroep van de eigenaar van het terrein, alsmede de bestemming van het terrein en/of de aard van de bebouwing. Na het intekenen van de oppervlaktegegevens op de digitale kaart is met behulp van een computerprogramma het meest actuele adres van een kadastrale locatie bepaald. Hierbij zijn alleen de bedrijfsactiviteiten geselecteerd die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. Voor de gehanteerde selectiecriteria is gebruik gemaakt van gegevens uit de literatuur. Naast bedrijfsgegevens zijn ook toenmalige watergangen in kaart gebracht.
Schepenprotocollen behoren tot het oud rechterlijk archief. Zij bestaan uit aktes opgemaakt door de schepenbank.
Een schepenbank is tijdens het ancien régime de voorloper van de huidige schepencolleges (bestaande uit een burgemeester en wethouders of schepenen). De taken van de schepenbank gingen echter verder dan de huidige taken van burgemeester en wethouders of schepenen.
Op de eerste plaats hadden zij een rechterlijke taak wat personen en goederen aanging die binnen hun rechtsgebied (de heerlijkheid) vielen. Naargelang de graad van de jurisdictie (hogere, middele of lagere jurisdictie) was de schepenbank bevoegd om bepaalde misdrijven tot een zekere kapitaalwaarde te berechten en uitspraak te doen in burgerlijke geschillen. Ook criminele zaken (hogere jurisdictie) konden tot haar bevoegdheid behoren, veelal met uitzondering van deze waarvoor lijfstraffen golden (deze rechtspraak werd waargenomen door landsheerlijke ambtenaren, zoals grootbaljuws, hoofdschouten, drossaards).
De overdracht van onroerend goed (goedenissen) en erfverdelingen(lotingen) vonden eveneens plaats voor de schepenbank, die hierop een registratierecht (pontpenning) mocht heffen.
De schepenbank had ook tal van bestuurlijke taken. Op regelmatige geërfdendagen (ook gouwdagen genoemd) bespraken ze het gemeentebeleid. Dit omvatte ook de organisatie van de inning van zekere belastingen die verschuldigd waren aan de dorpsheer, de aanstelling van onderwijzers en vroedvrouwen, het zorgdragen voor de begaanbaarheid van wegen en waterlopen (belijden genoemd), beheren van gemeentegronden en het verzekeren van de veiligheid van het dorp.
Verponding
De verponding was een vorm van grondbelasting, die tussen de 17e eeuw en 19e eeuw in Nederland werd geheven. De gegevens die nodig waren om de hoeveelheid te betalen verponding voor een bepaalde eigenaar van onroerend goed uit te rekenen, werden opgetekend in zogenaamde verpondingskohieren. De kohieren waren gebaseerd op maatboeken.
Op 1 oktober 1832 werd de verponding opgevolgd door de invoering van de grondbelasting die op het kadaster was gebaseerd.
De verponding was een vorm van grondbelasting, die tussen de 17e eeuw en 19e eeuw in Nederland werd geheven. Op 1 oktober 1832 werd de verponding opgevolgd door de invoering van de grondbelasting die op het kadaster was gebaseerd.
De gegevens die nodig waren om de hoeveelheid te betalen verponding voor een bepaalde eigenaar van onroerend goed uit te rekenen, werden opgetekend in zogenaamde verpondingskohieren. De kohieren waren gebaseerd op maatboeken.